Fortepianist Olga Pashchenko: ‘Het strijkkwartet is een mystiek wezen, een speciaal muzikaal dier’
We spreken Olga Pashchenko na een drukke werkdag op het Conservatorium van Amsterdam, die vroeg begon en waar ze zich met moeite losweekte van de les die ze gaf aan haar laatste leerling om op tijd te komen voor ons gesprek. Ze vertelt waarom ze uitkijkt naar haar samenwerking met het Chiaroscuro Quartet tijdens de Strijkkwartet Biënnale 2026, over haar liefde voor de fortepiano en waarom het samenspelen met een strijkkwartet volgens haar een bijzondere ervaring is.
door Tessa Stassen
Wat is voor jou de meerwaarde van het samenspelen met een strijkkwartet ten opzichte van spelen met een orkest?
‘Een strijkkwartet is voor mij een soort mystiek wezen, een speciaal dier op muzikaal gebied. Het is de essentie van kamermuziek, en tegelijkertijd de moeilijkste samenstelling. Voor mij als pianist is het soms of ik te maken heb met één persoon, maar met een gespleten persoonlijkheid, en dat maakt het samenspelen met een strijkkwartet zo fascinerend.
Daarnaast hoor je heel andere dingen in de muziek als je met zo’n enkele bezetting samenspeelt dan wanneer je met een orkest speelt met meer instrumenten per instrumentgroep. Je hoort meer de finesses. Dus toen de Strijkkwartet Biënnale mij vroeg om een programma samen te stellen samen met het Chiaroscuro Quartet, sprong ik echt een gat in de lucht. Ik kijk echt zó uit naar deze samenwerking!’
Magische belichting
‘Ik heb nog niet eerder opgetreden tijdens de Strijkkwartet Biënnale, maar wel al vaak in het Muziekgebouw. Ik ben echt gek op die zaal! De belichting is echt magisch en je kan het podium en de plafondhoogte vormgeven zoals je wil. Ook is het uitzicht in de foyer fantastisch en kom ik graag in het restaurant!’
Kun je iets vertellen over jou als (forte-)pianist: Hoe oud was je toen je begon met pianoles en wie heeft je het meest geïnspireerd in je ontwikkeling?
‘Ik ben echt gezegend met de docenten waarvan ik les gehad heb: Tatiana Zelikman en Alexei Lubimov in Moskou en later ook Richard Egarr in Amsterdam. Hij opende nieuwe deuren voor mij op muzikaal gebied, ontsloot ‘metaforen’ in de muziek en gaf me nieuwe zintuigen voor een geheel ander kleurenpalet in mijn muzikale benadering.
‘Ik was jong toen ik begon met pianospelen, 5 of 6 jaar. Al snel begon ik met mijn pianolessen bij docent Tatiana Zelikman aan de ‘Gnessin Muziekschool’ in Moskou. Er is niet echt iets vergelijkbaars in Nederland, maar dit is een school die primair gericht is op muziek, waar je daarnaast ook regulier onderwijs krijgt. Daarnaast stuurden mijn ouders me nog naar 2 andere scholen, waaronder een gymnasium en een voor het leren van talen zoals Engels en Duits. Dat was intensief, maar als kind weet je niet beter.
Al vroeg in mijn jeugd hoorde ik thuis allerlei oude muziek, via de platencollectie van mijn vader. Die bracht me in contact met het klavecimbel via de opnames van Gustav Leonhardt. Ik was 13 en zat nog op de Gnessin-school toen ik voor het eerst een glimp opving van dit magische instrument, aan het conservatorium van Moskou bij de afdeling Oude Muziek. Ik ben toen meteen begonnen met klavecimbelles en was meteen heel erg gemotiveerd om dit instrument te leren bespelen. Daarna volgde al gauw ook de fortepiano.’
Mijn vaders platencollectie met Brüggen en Leonhardt
‘Toen ik in 2010 naar Nederland verhuisde, voelde dit heel vertrouwd. Ik voelde me hier meteen thuis, in de oude muziekcultuur die hier is. En dat ging via de muziek die ik al zo goed kende door de opnames van bijvoorbeeld Frans Brüggen en Gustav Leonhardt via de LP’s van mijn vader. De historische instrumenten bespelen die ik vroeger als kind thuis al hoorde, was echt iets waar ik altijd al van droomde.’
Je speelt deze authentieke uitvoering op een fortepiano. Hoe lang bespeel je dat instrument al?
‘Ik startte mijn lessen eerst op een ‘gewone’ piano. Maar op mijn 15e had ik een masterclass fortepiano in Italië. Ik zag toen voor het eerst een Christofori-fortepiano, de allereerste fortepiano (een uitvinding van de Italiaan Bartolomeo Cristofori di Francesco, red.) en ik was verkocht. Omdat er geen metaal in een fortepiano zit, zoals in moderne piano’s, heeft de fortepiano een veel rondere en warmere klank en daar houd ik van. Ik speel ook altijd op het instrument dat past bij de tijd waarin de muziek geschreven werd, en dat is bij deze uitvoering van Mozarts pianoconcerten een fortepiano.’
Hamertjes van hout, met een ‘kop’ van leer
‘Bij het concert tijdens de Strijkkwartet Biënnale zal ik waarschijnlijk spelen op een instrument van Walter, gebouwd door Gabriel Anton Walter (5 februari 1752 – 11 april 1826). Toen Mozart in Salzburg was, heeft hij voor het eerst een Walter gezien en bespeeld. Dit instrument was een revolutie voor de fortepiano. Omdat dit instrument een mechanisme heeft met hamertjes van hout, met aan het uiteinde een ‘kop’ bekleed met leer, is de klank vrij direct als je hem aanslaat, vergeleken bij bijvoorbeeld een klavecimbel. Dit past bij uitstek bij Mozarts composities uit dezelfde tijd en ik houd van de aanslag en de klank.
Mozart schreef in totaal 27 pianoconcerten en bewerkte er zelf vier (KV 413, 414, 415 en 449) voor pianokwintet. Waarom hebben jullie voor de concerten 12 en 14 gekozen?
‘Pianoconcert nr. 12 is een van de bekendste werken van Mozart en ligt heel makkelijk in het gehoor. De rest van de pianoconcerten met strijkkwartetbegeleiding is veel minder bekend. Concert nr. 14 in Es groot verschilt muzikaal het meest met nummer 12, dat is waarom we ervoor gekozen hebben. Maar ook vanwege iets anders (en hierbij beginnen haar ogen te glimmen): in pianoconcert nr. 14 zit een adembenemend moment, een echte verrassing. In de finale onderbreekt het kwartet uit het niets de fortepianist in een van de cadensachtige trillers en maakt een misleidende cadens naar c mineur. Het effect is echt groots en het compositieplezier spat ervan af, het is alsof je Mozart hier hoort lachen terwijl hij het componeerde.’